Ik zal diëetregels naar beste weten en vermogen aanwenden tot heil der zieken, nooit tot hun verderf of schade. Ik zal niemand een dodelijk geneesmiddel toedienen, ook niet aan iemand die dit van mij vraagt; zelfs een aanwijzing in die richting zal ik niet verstrekken. Ik zal nooit aan een vrouw een middel toedienen ter vernietiging van ontkiemend leven. Ik zal mijn leven en mijn kunst steeds zuiver en rein bewaren. Ik zal geen operaties uitvoeren, zelfs niet bij lijders aan blaasstenen, maar ik zal dat werk aan deskundigen overlaten. In welk huis ik ook binnentreed, ik zal er alleen binnengaan om de zieken te helpen; nooit zal ik er willens en wetens enig onrecht doen, in het bijzonder mij nooit schuldig maken aan sexuele omgang met man of vrouw, vrije of slaaf. Ik zal, wat ik bij de uitoefening van mijn beroep ook zal horen of zien, of ook daarbuiten over het leven van mensen te weten kom aan dingen, die nooit bekend mogen worden, in stilzwijgen bewaren, en het beginsel hooghouden, dat dingen die mij zó bekend worden vallen onder de plicht van geheimhouding. Als ik deze eed trouw in acht neem en niet ontwijd, moge ik dan in mijn leven en in mijn kunst gezegend worden, en aanzien genieten bij alle mensen, te allen tijde, – maar als ik hem schend en meinedig word, dan wil ik het tegendeel ondergaan.                                     

Voor de dokter